De ijzeren perronoverkappingen van het station van Den Bosch zijn aangewezen als een beschermd monument. Wanneer ProRail een aantal perronkeerwanden wil verbouwen, ontstaat de vraag of deze perronkeerwanden ook onder de bescherming van het monument vallen. ProRail meent van niet, het college van B&W meent van wel. De rechter in eerste aanleg is het met ProRail eens, de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State (ABRvS) in hoger beroep met het college van B&W.
Zoals uit eerdere rechtspraak van de ABRvS volgt, wordt de reikwijdte van de bescherming van een monument bepaald door hetgeen als zelfstandige eenheid in de redengevende omschrijving bij het aanwijzingsbesluit wordt genoemd. Vervolgens moet worden nagegaan wat allemaal bouwkundig en functioneel onlosmakelijk daarmee verbonden is, om de volledige zelfstandige eenheid te bepalen.
Onderhavige uitspraak van de ABRvS maakt inzichtelijk dat bepaalde delen niet constructief verbonden hoeven te zijn, om ook bouwkundig verbonden te zijn. De redenering is als volgt. De perronoverkappingen zijn gefundeerd in de onderliggende perrons. De overkappingen zijn namelijk geplaatst op gemetselde teerlingen, die weer in het zandbed van de perrons zijn geplaatst. De perronwanden houden dit zandbed, dus ook de gemetselde teerlingen op zijn plaats. Hierdoor zijn de perronkeerwanden en de perronoverkappingen bouwkundig met elkaar verbonden. De overkappingen staan ten slotte in dienst van de onderliggende perrons, dus een functionele verbondenheid is ook aanwezig.
De perronkeerwanden worden kortom niet genoemd in de redengevende omschrijving; de perronoverkappingen wel, waarmee de wanden een zelfstandige eenheid vormen. De perronkeerwanden worden daarom ook beschermd. Dat de zelfstandige eenheid niet volledig wordt benoemd in de redengevende omschrijving, maakt dus nog niet dat de niet-benoemde delen die bouwkundig en functioneel één onlosmakelijk geheel vormen, buiten de bescherming van het aangewezen monument vallen.